Mei in de moestuin. Waar het er dus anders aan toe gaat dan in de supermarkt deze maand. Daar zijn de eerste bakjes aardbeien van ‘nieuwe oogst’ dus al te koop. Terwijl we er in april ook al asperges in het winkelmandje konden laden. Maar beide zijn ze dus niet van de koude grond. Zoals de traditionele ‘nieuwe Nederlandse aardappelen’ tot half juni ook niet van eigen bodem zijn. Ze komen van Malta en uit andere mediterrane landen.
Dat de ‘Hollandse’ seizoenen in winkels – kunstmatig – worden ingeluid, opgerekt en vaak ook volstrekt worden genegeerd, maakt het er niet gemakkelijker op voor de consument die alleen het lekkerste wil. Op een verpakking van een boeketje asperges dat in april al verkrijgbaar is, wordt nou eenmaal niet vermeld dat ze uit de warme kas komen. En dat ze door hun versnelde groei veel vlakker van smaak zijn dan exemplaren uit het Noord-Brabantse en Limburgse zand.
‘Ik wil het nú’
Het is er mede oorzaak van dat de meeste mensen (lees: niet-tuiniers) het zicht op de échte oogstkalender intussen wel kwijtgeraakt, stelt tuinman Daan van landgoed Dordwijk:
‘Doordat alles eigenlijk altijd in de winkels voorradig is, is het besef van het eigene dat een seizoen aan gewassen voortbrengt heel erg snel aan het vervagen. En dat terwijl “heel Nederland” zo bewust met voeding en culinair genieten heet bezig te zijn. Een bewoonster van het landgoed kwam begin mei al informeren wanneer hier in de moestuin nou eindelijk de aardbeien eens rijp waren, in de supermarkt lagen ze per slot van rekening al drie weken.
‘Maar een Hollandse moestuin valt niet in te passen in die Ik wil het nú-houding van de ongeduldige consument. Mijn lambada-aardbeien hebben nog zeker veertien dagen nodig. We moeten hoe dan ook niet zo willen jubelen over de tuin in deze tijd van het jaar. De hoeveelheid spul die eruit komt, is gewoon nog best karig. Dat is de realiteit van dit moment.’
Daan heeft deze net mis te verstane woorden nog niet uitgesproken of hij laat zich ook weer moeiteloos van zijn andere kant zien. We zijn de grote moestuin van Dordwijk nog niet in gelopen of hij grossiert als bij toverslag weer in superlatieven: ‘Dit smaakt straks ge-wel-dig’, ‘Dit wordt echt zo fantastisch, dit geloof je niet’, ‘Als je dit proeft dan wil je nooit meer anders’, etcetera etcetera.
Enkele van die superlatieven kunnen al proefondervindelijk op hun geldigheid worden getest. De groene asperges van het Limburgse Backlim-ras hebben zich zo al in groten getale bovengronds gemeld en staan dus ook alweer een poosje bij Daan thuis op tafel.
Daan snijdt ze doorgaans doormidden, roostert ze en eet ze vervolgens graag met Nederlandse mozzarella, ansjovis, olijfolie en geroosterd brood. Maar toen hij dit voorgerechtje laatst stond voor te bereiden, werd hij ook getroffen door de pure smaak van de stengel rauwe Backlim die hij in zijn mond stak. ‘Ik dacht: wauw, hier moet een creatieve kok toch ook wat mee kunnen?’
Hazelaars
Op hun beurt vormen de hazelnoten die Daan op Dordwijk teelt nog een belofte voor later in het jaar. Zijn ‘bosje’ hazelaars telt zes verschillende soorten. De Reus van Halle levert de grootste noten, de rode Zellernoot is een van de zoetste. ‘Ik vind ze heerlijk en verwerk ze op allerlei manieren. Ze smaken allemaal totaal verschillend en laten zich in niets vergelijken met wat je in een supermarkt koopt’, zegt Daan.‘Zelfs in goede restaurants is het droevig gesteld met de hazelnoot die er op tafel komt. Hoe vaak ik het daar niet tegen mezelf zeg: ja sjezus jongens, wat is dit nou?’
Opal-pruim
Aangekomen in de boomgaard worden we ook alvast lekkergemaakt voor wat het fruitseizoen op Dordwijk nog gaat brengen. Vooral de Opal-pruim kondigt zich in groten getale aan. ‘Die moeten we dan ook gaan dunnen om straks alleen de sappigste pruimen over te houden’, zegt Daan.
Dezelfde ingreep wachten de perenbomen, doordat ook die veel meer vruchten aanmaken dan ze aankunnen. Zelf reguleren ze die productie in dit seizoen al door hevig te gaan ruien, zoals de vakterm luidt, maar dan nog is hulp van de tuinman gewenst.
Daan: ‘Ik help die bomen daarbij door maar acht tot tien peren per strekkende meter aan de takken te laten groeien. Daar ben je dagen mee bezig inderdaad, en zo’n boom leert het zichzelf daarna niet aan. De Precoce de Trévoux is wat dat betreft de grootste handenbinder. Die heeft echt heel weinig zelfregulerend vermogen en is ook om andere redenen uit de teelhandel genomen. Het einde van een vroeger heel bekend en geliefd ras. Maar hier op Dordwijk houden we hem hoe dan ook in ere. Begin augustus kunnen we eruit oogsten, en daarmee is deze peer een van de vroegste.’
Apart volkje
Dat brengt het gesprek ten slotte op het type kweker dat zo’n Precoce de Trévoux, maar ook andere bijzondere bomen en gewassen, tegen de verdrukking in voor het erfgoed wenst te bewaren. Op Dordwijk komt zo iemand regelmatig op bezoek om zijn of haar specialistische kennis van een bepaalde plant of boom te delen. Zoals Daan omgekeerd ook heel Nederland en Europa doorreist om zich als moestuinier te blijven bijscholen.
Die kwekers die je zo ontmoet, wat zijn dat eigenlijk voor lui?, vragen we Daan. Dat is nogal een apart volkje, antwoordt deze met een mysterieus, fijn glimlachje. ‘Ja, echt een heel raar slag. Mensen met een enorme hang naar de vrijheid. Heel anders dan stadse mensen die zich naar allerlei omstandigheden zoals werk, buurt en drukte moeten voegen, en zich daar ook door geregeerd weten.
‘En met dezelfde eigenzinnigheid waarmee ze hun leven leiden, kiezen kwekers ook voor een tuindersbestaan dat daarbij past. Bezig zijn met wat jijzelf de moeite waard vindt, en waar je al je toewijding, kennis, geduld en liefde in wil stoppen. Ongehinderd door de markt of door welke trend dan ook. Helemaal kunnen opgaan in hun eigen vak, dat is ze alles waard. En die eigenschap delen zulke kwekers allemaal.’